Om volwassen vlooien aan te pakken, worden op dit moment in pipetten vooral fipronil, imidacloprid en dinotefuran gebruikt. Het zijn alle drie stoffen die op de huid en in de vacht werken. Het grootste verschil zit in de snelheid waarmee ze volwassen vlooien doden. Hoe sneller, hoe beter. Het doel is immers om te voorkomen dat vlooien nog eitjes kunnen leggen die kunnen uitgroeien tot nieuwe vlooien. Dinotefuran is op dit moment het snelst werkende middel; hiervan is aangetoond dat het volwassen vlooien binnen 2 uur na contact doodt. Bij het gebruik van dinotefuran hoeft een vlo niet te bijten voor de werking ervan. De werking begint zodra een vlo in contact komt met het middel. Omdat een vlo die op je hond of kat springt dus vrijwel direct in contact komt met het vlooienmiddel, begint hij direct met sterven. Dat leidt ertoe dat een vlo in de meeste gevallen niet meer begint aan een bloedmaaltijd. Dit heet het “anti-feeding effect”.
De belangrijkste omgevingsmiddelen in vlooiendruppels zijn pyriproxyfen en S-methopreen. Deze stoffen komen met haren en huidschilfers van behandelde dieren in de omgeving terecht en beperken daar het uitgroeien van vlooieneitjes tot volwassen vlooien. Als je beseft dat meer dan 95% van het vlooienvolk in de omgeving zit, dan is het logisch dat een goed vlooienmiddel ook een stof bevat die in de omgeving werkt.
Wil je helemaal op veilig spelen, dan gebruik je een vlooiendruppel die ook tegen teken werkt; het liefst op een manier waardoor teken geweerd worden, zodat een tekenbeet niet nodig is voor de werkzaamheid. Permethrin is op dit moment de belangrijkste stof die hiervoor gebruikt wordt.